Tagarchief: van der Steen

Leidse wevers op de Middelstegracht

De families Poptie, Van der Steen, Boekooy, Stouten en Van Wijk werkten eeuwenlang in de Leidse lakenindustrie. Zij en hun aanverwanten maakten van wol lakense stof van goede kwaliteit. Elke stap in het productieproces was een taak voor specialisten. Zo waren er onder meer wolwassers, kaarders, spinners, wevers, ververs en keurmeesters. Afhankelijk van hun beroep, werkten zij thuis of bij een meester in een werkhuis. Spinnen en weven deed men tot in de negentiende eeuw veelal in de eigen voorkamer. De Leidse binnenstad telt nog veel oude wevershuisjes. Een daarvan is omgetoverd tot museum.

Museum het Leids Wevershuis op de Middelstegracht is een bezoek waard. In de huidige vorm stamt het pand uit de zeventiende eeuw. Het staat in de wijk Pancras-Oost. Deze historische wijk zit vol sporen van de verdwenen lakenindustrie. Bij binnenkomst is het alsof de tijd driehonderd jaar heeft stilgestaan. De indeling is grotendeels onveranderd en alles ademt de sfeer van vroeger. Een deel van mijn voorouders heeft hier vlakbij in vergelijkbare huizen gewoond. Deze mensen moeten dit pand hebben gezien.

Vanaf de straat opent de voordeur naar een lange gang. Deze gang loopt van het voorhuis en de ommuurde binnenplaats helemaal door naar het achterhuis. Bij binnenkomst is links de voorkamer. Van oudsher stond hier een groot weefgetouw bij het straatraam. Zo kon een wever maximaal profiteren van daglicht. (Kaarsen waren duur.) Daarna volgt een steile houten trap naar de vliering. De kale dakpannen, waaronder de grotere kinderen sliepen, zijn zichtbaar.

Huiskamer met bedstede en potkachel in het wevershuisVoorbij de trap bevindt zich de woonkamer met bedstede en een ingebouwde kast. De bedstede is een krappe ruimte waar vroeger gordijnen voor hingen. Hier sliepen de ouders, eventueel samen met hun jongste kind. In de huiskamer staat een potkachel ter verwarming van de ruimte. Het daglicht valt binnen via een raam aan de binnenplaats. Voorbij de woonkamer loopt de gang met uitzicht op het plaatsje door naar het achterhuis, waar de eenvoudige keuken is.

Alles is zeer sober en de kamers zijn tamelijk klein (circa 3,5 x 4 meter). Het weefgetouw vult dan ook een flink deel van de voorkamer. Een wever werkte van zonsopkomst tot zonsondergang en hij zat zes dagen per week achter het getouw. Het moet eentonig werk zijn geweest. We kunnen ons nu moeilijk voorstellen hoe grote gezinnen in zulke wevershuisjes leefden, maar een bezoek aan dit museum geeft een goede indruk.

Misschien kwamen zij ook weleens binnen, de hieronder genoemde voorouders.

  • Willem Frederik Poptie (generatie 04 Poptie) trouwt in 1849 met Jannetje Boekooy. Het is aannemelijk dat zij als buurkinderen verkering kregen, want zij en hun ouders wonen dan allen op de Middelstegracht. Vader en zoon Poptie zijn wevers. Willem Frederik woont eerst enige tijd met vrouw en kind bij zijn ouders in.
  • Johannes Poptie (generatie 05 Poptie) woont tussen 1839 en 1852 met zijn gezin op nummer 608 nabij de Groenesteeg. Hij koopt dat pand voor ƒ 1.000.
  • Anthony Boekooy (generatie 05 Boekooy), is dekenwever of –werker van beroep en hij woont rond 1820 op de Middelstegracht.
  • Laurens Copijn (generatie 09 Copijn) woont in 1741 en 1749 af en aan op de Middelstegracht. Hij is spinner van beroep. Rond die tijd verhuist hij regelmatig met zijn vrouw Geertrui Cranenburg en hun kinderen.
  • Haar ouders Bartholomeus Kranenburg en Eva Philipsdr. Nagtegael (generatie 10 Kranenburg) wonen circa veertig jaar lang op deze gracht nabij de Groenesteeg.
  • Verder zien we hier Jan den Haan in 1717, man van Susanna van der Togt (generatie 09 Den Haan). Haar moeder Magdaleentje van Maele woont er in 1695.
  • Jan Stevens/Siewerse (generatie (08)/09) is lakenwerker. Ook hij woont op de Middelstegracht ten tijde van zijn huwelijk in 1704 met Sijtje Elias Lettier. Jaren later, in 1764, keert hun dochter Jannetje Siewers terug als weduwe van Denijs Stouten (generatie (07)/08 Stouten).
  • Andere voorouders op de Middelstegracht zijn: Robbrecht Schildewaert (in 1618, saaiwerker), Jannetgen de Honts (in 1629), Aeltge Abrahams van Buijren (in 1658), Joannis Baptist Passant (in 1697, lakenwerker), Catharina Klaas Cuijlings (in 1732), Steeven Brakel (in 1744, dekenwever of –werker), Jacomina van Oortegem (in 1746), Johanna van der Velde (in 1751), Jacobus Klippe (in 1771 en 1778, lakenwever of –werker), Johanna Fassijn (in 1774) en haar vader Job Fassijn (in 1774 en 1788, rokjeswever), Dirk van Wijk (generatie 06, in 1825 en 1827, wever) en zijn vader Dirk van Wijk (generatie 07, in 1774, 1825 en 1828, wever).

In de winter organiseert het museum boeiende lezingen bij de potkachel in de huiskamer. Dat is een prima gelegenheid om de sfeer te proeven. Meer informatie over de Leidse wevers en hun huizen vindt u in onderstaande literatuur.

Aanbevolen literatuur

  • Leidse wevershuisjes, Het wisselende lot van de 17e eeuwse Leidse arbeiderswoningen, K. van der Wiel, Primavera Pers, 2001.
  • Schering en inslag, Wandelgids langs monumenten van wonen, werken en sociale zorg in 650-jarig Pancras Oost, Stichting Het Leids Wevershuis, 2005.
  • Leidse wevers onder gaslicht, Schering en inslag van Zaalberg dekens onder gaslicht (1850-1915), uitgave J.C. Zaalberg en Zoon, 1952.
  • Stof uit het Leidse verleden, Zeven eeuwen textielnijverheid, red. J.K.S. Moes en B.M.A. de Vries, uitgeverij Matrijs, 1991.
  • Textielhistorische bijdragen 36 (1996), [geheel gewijd aan Leiden], red. J.L.J.M. van Gerwen et al, Stichting Textielgeschiedenis, 1996.
  • Door de wol geverfd, Herinneringen aan de Leidse textielindustrie in de twintigste eeuw, D.J. Noordam, J.K.S. Moes, J. Laurier, Walburg Pers, 1998.

Zie verder Museum het Leids Wevershuis en Museum De Lakenhal in Leiden, het TextielMuseum in Tilburg en Weefnetwerk.nl.

Bron foto: Museum het Leids Wevershuis.

Het huis op de Lange Mare

Lange Mare 53 001

Lange Mare 53 in Leiden, hoog huis met lichte gevel

De oude Leidse binnenstad telt nog veel panden waarin mijn voorouders ooit woonden. Mijn overgrootvader liet één van de markantste daarvan bouwen op de Lange Mare (nu huisnummer 53, voorheen nummer 25). Het stamt uit 1912 en het staat schuin tegenover de Marekerk. Dit woonhuis valt op door de bijzondere Art Nouveau gevel met geglazuurde stenen.

Overgrootopa Jacobus vd Steen

Jacobus van der Steen

Overgrootvader Jacobus van der Steen (1856 – 1942) is zoon van een timmerman en groeit op aan de Hooglandse Kerkgracht. Hij wordt zelf meubelmaker. In 1885 trouwt Jacobus met Petronella Suzanna Poptie (1858 – 1944). Zij is als meisje opgegroeid in het Heilige Geestweeshuis even verderop aan de overkant. Samen krijgen ze vier volwassen geworden dochters, waaronder mijn oma Maria Catharina van der Steen. Hun enige zoontje overlijdt wanneer het slechts vijf maanden oud is.

Bij wijze van pensioenvoorziening investeert Jacobus in onroerend goed. Hij bezit een pand aan de Rijnsburgersingel (waar later een dochter met haar man gaat wonen), een pand op de Hogewoerd, twee pakhuizen in de Caeciliasteeg direct achter het huis aan de Lange Mare, en een pand op de hoek Papegracht/Langebrug 2. Hierin is zijn winkel en meubelmakerij gevestigd.

20190802_detail glazuurtegels oma's huisIn 1912 wordt het huis aan de Lange Mare opgeleverd en sindsdien prijkt dat jaartal op de gevel. Die gevel is een echte eyecatcher. Meerdere auteurs van architectuurgidsen reppen erover: ‘Hij liet het pand in een late en strakke variant van de Jugendstil optrekken.’ ‘De gevel bestaat uit gebroken-witte geglazuurde stenen afgewisseld door blauwe, turkooizen en roodbruine horizontale banden.’ Die geglazuurde gevel is in ons land vrij zeldzaam.

Na oplevering verhuist het gezin naar de Lange Mare. Deze gracht is een belangrijke winkelstraat en toegangsweg voor mensen van buiten het stadscentrum. Vroeger kwamen ze vanuit het oosten via de Marepoort en ook de boten van de trekvaart naar Haarlem legden in de buurt aan. Op de begane grond heeft Jacobus een toonruimte met biljarten die hij zelf maakt. En hij verkoopt hier kleine meubeltjes, zoals stoven.

Toch wonen ze er maar kort. Want hoe imponerend de gevel ook mag zijn, het pand is zo diep als het breed is. Verdeeld over vier lagen beslaat het slechts 84 vierkante meter. Voor een gezin plus winkelruimte is dit vrij krap. Bovendien moet je er voortdurend trappen lopen en dat vindt overgrootmoeder maar niets. Daarom koopt Jacobus van der Steen een woonhuis op de Apothekersdijk. Hier leven ze met hun dochters op de bovenste etages, terwijl ze de begane grond verhuren.

Vervolgens wordt het pand aan de Lange Mare bewoond ‘door de huurders H. Zwart, sergeant-kok bij de Kweekschool voor Zeevaart en twee ongetrouwde zusters, de dames Rietbergen.’

Maria Catharina van der Steen ca 1950Rond 1919 verhuist hun pasgetrouwde dochter Maria Catharina van der Steen (1894 – 1991) met haar man Johannes Josephus Bredewold naar de Lange Mare. Zij (mijn opa en oma) wonen hier decennialang met hun vijf kinderen. Kort na de oorlog verkrijgt oma dit pand bij de boedelscheiding, samen met de twee pakhuizen in de Caeciliasteeg. Uiteindelijk zullen er vier generaties nakomelingen van Jacobus van der Steen op de Lange Mare wonen.

Persoonlijke herinneringen aan het huis van oma

Het langst van iedereen verblijft oma ‘op de Mare’. In haar tijd zaten de muren vol inbouwkasten en waren de kamers klein. Om de huiskamer te bereiken, liep je door de winkel via een steile trap naar boven. Dan passeerde je mijn opa op een foto aan de wand. Vol ornaat in historisch kostuum zat hij op een paard, klaar voor de 3-oktoberoptocht. Hij liet ook praalwagens meerijden met figuranten, om zo reclame te maken voor zijn zaak.

De woonkamer op de eerste etage heeft een erker en een mooie zwarte schouw. In die ruimte pasten de eettafel met stoelen, een kastje en een paar fauteuils. Overgrootvader maakte als huwelijksgeschenk een compleet ameublement voor elke dochter. Toen oma ouder werd, sliep ze in een opklapbaar bed in de huiskamer. Dan hoefde ze niet verder naar boven te lopen.

In het keukentje naast de woonkamer had oma een theemeubel met mooie kopjes. Een verzameling aardewerk stond op een plank boven het aanrecht uitgestald. Daartegenover waren houten keukenkasten met vitrinedeurtjes. De prachtige Jugendstil-potten ‘Thee’, ‘Suiker’ en ‘Vermicelli’ pronken nu bij mij. Er hing een keramieken koffiemolen aan de muur met glazen opvangbakje. Ah, de geur en het geluid van koffiebonen die worden vermalen …

Daarnaast was het binnenplaatsje met hoge muren en hier bevond zich het toilet. Het was er ’s winters wel steenkoud en er kwam helemaal geen zon. Oma bewaarde haar eten gewoon buiten op het plaatsje. Een koelkast was daar niet nodig. De kinderen werden geboend in de teil of ze bezochten het badhuis in een straat verderop.

Voor de woonkamer is een piepklein portaaltje en daar gaat de trap verder omhoog. Boven bevond zich een slaapkamer en een tweede toilet. (Dat was een grote luxe vroeger.) Aan de straatkant prijkt een piepklein balkonnetje boven de erker. Mijn ooms sliepen nog een etage hoger op zolder. En oma hing daar de was te drogen. 

Lange Mare 53 te Leiden in 2014Tot besluit 

Dit pand op de Lange Mare straalt qua bouwstijl en versiering de smaak uit van mijn overgrootouders. Het is bijna 85 jaar lang in de familie geweest, totdat het in de jaren negentig werd verkocht. Zo’n twintig jaar daarna, in december 2014, ontstond er een werkelijk bizarre samenloop. Want toen werd dit huis door een makelaar aangeboden die gelijktijdig het pand op de Apothekersdijk in de verkoop had. Twee panden van Jacobus van der Steen. 72 jaar na zijn overlijden herenigd op een makelaarswebsite.

Bronnen over het huis Lange Mare 53 (voorheen 25) in Leiden

  • Architectuur & monumentengids Leiden, onder redactie van J. Dröge, E. de Regt en P. Vlaardingerbroek, Primavera Pers Leiden, 1996, ISBN 90-74310-11-7.
  • Krullen, lijnen en zweepslagen. Jugendstil in Leiden, P.A.F. Kotterman, Leids Verleden 3 – Dienst Bouwen en Wonen, Gemeente Leiden.
  • Een bouwtechnische beschrijving staat op Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De verbeelding van een tijdperk in een album

Ansichtkaartenboek oudtante Nel 082

Sommige verwanten laten bezittingen na die het waard zijn om eeuwig te koesteren. Zo bewaarde mijn oudtante Petronella Suzanna ‘Nel’ van der Steen (generatie 3) ruim zestig jaar een dierbaar album. Daarin verzamelde zij ansichtkaarten. Elke bladzijde bevat voor vier kaarten uitsparingen. Al bladerend trekt er in kleur tien jaar uit haar leven aan onze ogen voorbij. Het album is een uniek document van een vervlogen tijdperk in woord en beeld.

Oudtante Nel kreeg dit album op 21 juli 1908 cadeau voor haar achttiende verjaardag. Het was een ‘souvenir’ van vermoedelijk een bevriend stel. Ze had op dat moment al wat kaarten liggen en in volgende jaren groeide haar verzameling snel.

Het was de belle epoque en de tijd van art nouveau. Stoommachines brachten al decennialang vooruitgang en er verschenen auto’s op straat. Deze periode bood nieuwe mogelijkheden aan ondernemende mensen. Maar vrouwen moesten nog elf jaar wachten voordat ze kiesrecht kregen. Hun carrièrekansen lagen voornamelijk op de huwelijksmarkt.

Jonge, ongetrouwde vrouwen uit de middenklasse, zoals oudtante Nel, woonden bij hun ouders of hadden een dienstbetrekking bij een deftige mevrouw. In het weekend wandelden ze in het plantsoen of bezochten ze een fraaie buitenplaats. Ook maakten ze ritjes met de tram naar het strand. Vervolgens schreven ze naar familie en vriendinnen over hun belevenissen.

Er zitten ansichtkaarten in het album uit plaatsen als Leiden, Aerdenhout, Haarlem, Scheveningen en de duinen bij Schoorl. Maar ook onder meer uit oost-Nederland, zoals van gebouwen en parken in Deventer, Nijmegen en Wageningen. Verder zijn er bostaferelen op de Veluwe, kastelen nabij Arnhem en een boerderijtje in de Achterhoek. Wie geld had, ging toen op al vakantie naar het buitenland, zoals Oostenrijk of Duitsland.

Het album bevat daarnaast veel kaarten van mooi geklede vrouwen en enkele charmante jonge mannen. De dames droegen prachtige jurken met ruisende rokken en een zwierige hoed. Ook zijn er wenskaarten voor een gelukkig nieuwjaar, kaartjes met lieve kindertjes, schattige jonge katjes en veel bloemen. Qua onderwerpen is er eigenlijk weinig verschil met nu. Maar het album ademt de sfeer van honderd jaar geleden en biedt een uniek kijkje in het leven van een jonge vrouw.

Oudtante Nel kreeg rond die tijd verkering met Wim de Bree. Zij maakten in die periode ook de Eerste Wereldoorlog mee. Wim moest in dienst en was elders gestationeerd. Ze schreven elkaar regelmatig en stuurden heel wat ansichtkaarten. Soms staat er niets achterop. Dan was het kaartje gewoon bedoeld voor haar album. Pas na afloop van de oorlog, in 1919, kon het paar trouwen. Rond die tijd stopt oudtante Nel met verzamelen, of voegde ze in het album geen kaarten meer toe.

Ansichtkaartenboek oudtante Nel 119

 

De schamele boedel van Johannes Pel

Leiden heilige geest weeshuis hooglandse kerkgrachtWanneer Johannes Pel voor 25 juni 1759 overlijdt, laat een zeer armzalige boedel achter. Deze Leidse greinwever is dan pas 46 jaar en al een half jaar weduwnaar van Susanna de Geus. Samen kregen ze tien kinderen, waarvan er op dat moment nog vijf leven. Dochter Catharina is net 21 geworden. Zij en haar jongere zusjes Maria, Susanna en Judith moeten naar het weeshuis op de Hooglandse Kerkgracht. Hun broertje Johannes sterft kort na zijn vader op 2 juli 1759, acht jaar oud. De ouders waren arm. Daarom maakt niet een notaris, maar de heer van de gebuurte een staat op van bezittingen en schulden. Lees verder

U wordt oud dankzij de vrouwen

M.C. van der Steen circa 1950

Als uw moeder extreem lang leeft, heeft u zelf ook kans op een hoge leeftijd. Maar dit is geen garantie. Werden de broers en zussen van uw moeder eveneens ouder dan 90? Dan stijgen uw kansen wel. Of iemand oud wordt, is voor 25% erfelijk bepaald, en voor 75% afhankelijk van leefstijl en omgeving. Dit concludeert een groep wetenschappers van het Leids Universitair Medisch Centrum.

Laten we eens een kansberekening maken op basis van mijn voormoeders. Hun bereikte levensjaren geven een wisselend beeld. Vanaf mijn moeder (nu 85 jaar oud en kerngezond) kunnen we in vrouwelijke lijn nog acht generaties terugkijken.

  • (Grootmoeder) Maria Catharina van de Steen: bijna 97.
  • (Overgrootmoeder) Petronella Susanna Poptie: 85.
  • Jansje Boekooy: 49.
  • Petronella Stouten: 72.
  • Jannetje Fles: 81.
  • Neeltje Riethoven: 67.
  • Ermpje Hendriks van Nimwegen: 50.
  • Neeltje IJsbrands de Vos: waarschijnlijk 60+.

Van Neeltje IJsbrands de Vos is onbekend waar en wanneer zij is geboren en overleden. Wel kunnen we haar traceren tot vlak na haar zestigste verjaardag. Zo komen we tot de volgende conclusie over behaalde leefjaren: vier maal 80+, vier maal 80- en een kanshebster op 80+ (of toch 80-?) Hm.

Verder valt vrij goed na te gaan hoe lang hun broers en zussen hebben geleefd. Maar kunnen we de behaalde jaren in voorgaande eeuwen wel vergelijken met behaalde leeftijden in de twintigste eeuw? Misschien was zeventig in de achttiende eeuw het huidige negentig. En wat doen we met cholera-epidemieën, oorlogen of de hogere kindersterfte? Hoe laten we deze factoren meewegen? Want stel dat een jong gestorven broertje onder hygiënischere omstandigheden was geboren. Dan had ook hij negentig kunnen worden.

Er zijn vragen genoeg, maar de gevonden leeftijden bieden perspectief voor een lang leven.

De trouwlustige Dominicus

Mijn voormoeder Anna van der Plaat komt uit een gezin waarin zeker tien kinderen werden geboren. Als zij 19 jaar is, komt in 1720 haar jongste broertje Dominicus  in Leiden ter wereld.
Zij hebben als volwassenen een goede band met elkaar. Anna trouwt in 1721 met Johannes Buijs en vertrekt uit huis. Dominicus groeit op en wordt lakenwever. Hij zal maar liefst vier keer trouwen.

Hoewel? Bijna. Eerst trouwt hij in 1745 met Judith Kerkhooven. Het jonge paar krijgt minimaal vijf nakomelingen, waaronder een tweeling. Maar zoals dat gaat in hun tijd: Judith overlijdt, evenals vier van de vijf kinderen. In 1752 doet Dominicus een nieuwe poging. Hij hertrouwt met Pieternella van der Laars, die zelf weduwe is. Zij heeft evenmin het eeuwige leven. Twaalf jaar later trouwt Dominicus voor de derde maal. Nu met Alida Stavleu, wederom een weduwe. Het is onbekend of er uit deze laatste verbintenissen kinderen worden geboren. Maar ook Alida overlijdt en Dominicus staat er alweer alleen voor. Terwijl hij toch wel graag zijn leven deelt met een vrouw.

Gelukkig kent hij Jacoba Fijs, een weduwe met vier kinderen bij hem in de Oosthavenstraat. Met haar wil hij best weer in het huwelijksbootje stappen. Dus gaan ze op 14 juli 1770 naar de kerk voor de ondertrouw. Zij moet alleen nog de overlijdensakte van haar vorige man overleggen. Tja, dan komt de aap uit de mouw. Want ze is pas vijf maanden weduwe. Ze kan wel zwanger zijn van haar overleden echtgenoot. Het laatste wat de hoge heren commissarissen willen, is onduidelijkheid over de afstamming van een ongeboren kind. Dus wordt er voorlopig niet getrouwd.

dominicus-van-der-plaatZwanger was ze inderdaad. Op 20 maart 1771 laten Dominicus en Jacoba het jongentje Arie van der Plaat dopen in de Pieterskerk. Was dat om haar eer te redden? Ik heb geen huwelijk meer gevonden.

Slechts twee weken daarna gaat de bijna 51 jaar oude Dominicus in dienst als soldaat bij de VOC kamer Delft. Hij tekent een schuldbrief zodat hij alvast contant geld in handen krijgt. Vervolgens vertrekt Dominicus met het schip Vreeburg op weg naar Batavia. Na een stop bij Kaap de Goede Hoop in Zuid-Afrika komt hij daar op 26 oktober 1771 aan. Een half jaar later, op 13 maart 1772 is hij in Azië overleden. Dan is hij degene die een weduwe eenzaam (en bedroefd?) achterlaat.

Het begin

Pieternella Susanna Poptie

Pieternella Suzanna Poptie

Jaren geleden vertelde mijn oma over een van haar voorvaders. Een zekere Poptie trok met handelswaar van Leiden naar Den Haag. Daarna werd er niets meer van hem vernomen. Wat er gebeurd was, bleef een grote vraag.

In 1995 ging ik zelf op reis. Naar Polynesië, een paradijselijk eilandenrijk in de Stille-Zuidzee. Het werd een maandenlange vakantie. Ik was benieuwd naar het leven van de plaatselijke bevolking.
En voorouderverering is daar van belang. Op diverse eilanden begraaft men overleden familieleden gewoon in de voortuin. Zodat opa en oma altijd in de buurt zijn.

Mijn eigen opa’s en oma’s waren inmiddels overleden. Door die reis werd ik steeds nieuwsgieriger naar mijn eigen verleden. Wie waren mijn voorouders aan vaders- en moederskant? Ik bezocht eerst maar eens het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag. Met aantekeningen van feiten en raadsels waar mijn vader en moeder over hadden verteld.

Daar in de studiezaal gebeurde wat menig genealoog zal herkennen. Ik stuitte op een goudader. Als een kind in een snoepwinkel zocht ik verder en vond het ene na het andere verhaal. Zes jaar later was ik honderden voorouders rijker.

Over mijn uitgebreide genealogische onderzoek heb ik eerder al gepubliceerd (zie pagina Publicaties). Op deze website wil ik de boeiende verhalen naar voren halen. Belevenissen van voorouders publiceer ik in blogs op deze website.  Ter referentie voeg ik per familietak een namenindex toe. De eerste documenten over de familie Van Veen staan hierboven.

Wilt u dit familiespoor ook volgen en nieuwe berichten via e-mail ontvangen? Dat kan via het icoontje ‘volg’ hier rechts boven.