
Jannetje Boekooy (1826-1875)
Vroeger was het ongetwijfeld een schrikbeeld voor veel kinderen: dat hun ouders zouden overlijden en zij zelf naar het weeshuis zouden moeten. Dit overkwam mijn overgrootmoeder Petronella Susanna Poptie en haar twee jongere broers. Hun vader Willem Frederik Poptie is pas veertig wanneer hij in 1866, waarschijnlijk aan cholera, overlijdt. Negen jaar later sterft ook moeder Jansje Boekooy, pas 49 jaar oud. Daardoor raken een volwassen uitwonende dochter en drie minderjarige kinderen verweesd.
Van de drie jongsten is Petronella is 16 jaar oud, Nicolaas 13 jaar en Antonie 10 jaar oud. Hoogstwaarschijnlijk werkt Petronella dan al. Blijkbaar kunnen andere familieleden niet voor de kinderen zorgen. Want zij gaan naar het weeshuis op 22 juni 1875, twee weken na het overlijden van hun moeder.

Raam in het weeshuis
Gelukkig verbetert de zorg voor weeskinderen juist in hun tijd. Voorheen moesten de kinderen kleding dragen waaraan iedereen kon zien dat zij wees waren (rood-zwart) of een verlaten kind (donkergeel). De meisjes genoten nauwelijks onderwijs, terwijl jongens een ambacht leerden. Alle kinderen werden vroeg aan het werk gezet, ook buitenshuis in fabrieken, bij ambachtslieden of particulieren. De zorg was verder slecht. Het weeshuispersoneel was regelmatig dronken en loshandig. En de voedselvoorziening was karig.
Van 1875 is een verslag bewaard over het reilen en zeilen in het weeshuis aan de Hooglandse Kerkgracht. We kunnen lezen wat er verbeterd is qua huisvesting, voeding, kleding. Erg frisse lucht hadden de kinderen tot die tijd namelijk niet in hun groepsslaapkamers:
‘In het gesticht zelve werden allerhande noodige veranderingen aangebracht, op alle kamers en zalen ventilatietoestellen, de privaten [toiletten], die vroeger hunne openingen hadden op de slaapkamers, werden afgesloten en door luchtkokers met de buitenlucht in verband gebracht, de gezelschapskamer van de meisjes werd naar een leegstaand ruimer lokaal overgeplaatst, luchtiger en vriendelijker dan het vroegere.’
En wat zouden kinderen nu van het volgende menu uit 1875 vinden?
‘De veertiendaagsche voedingslijsten voor zomer en winter kunnen doen zien, welke maaltijden worden voorgezet:
- Maandag, bruine boonen met spek.
- Dinsdag, boekweite grutten, in karnemelk gekookt, met stroop.
- Woensdag, groente en aardappelen door elkander met reuzel.
- Donderdag, groene-erwtensoep met spek.
- Vrijdag, groente en aardappelen door elkander met reuzel.
- Zaterdag, gort, in karnemelk gekookt, met stroop.
- Zondag, soep.
- Maandag, grauwe erwten met vleesch.
- Dinsdag, boekweite grutten.
- Woensdag, groente met aardappelen door elkander met reuzel.
- Donderdag, groentesoep met vleesch.
- Vrijdag, groente met aardappelen.
- Zaterdag, grutten.
- Zondag, rijst in karnemelk stijf gekookt.’
De kleding wordt eindelijk aan de seizoenen aangepast en wat vaker gewassen.
‘[De meisjes] vroeger in zwart karsaai, een zware wollen stof, gedurende winter en zomer uit gedoscht, gaan thans in paars katoen door de week, of in zwart merinos des zondag. Regelmatig worden deze bovenkleederen gewasschen, hetgeen vroeger slechts hoogst zelden gebeurde. De witte puntdoeken en klapmutsen, die bronnen van allerlei verkeerde praktijken voor de verpleegden zoowel als voor de suppoosten, zijn verdwenen en hebben plaats gemaakt voor dassen en boordjes en burgermeisjes-mutsen. De kleeding van het weesmeisje is meer gelijkvormig geworden aan dat harer zusters uit den burgerstand, baart minder opzien, is gezonder en kost weinig meer dan vroeger.
Evenzoo is het overgeleverde fatsoen der jongenskleeren gewijzigd en in overeenstemming gebracht met dat der overige burgers, zonder dat daarom de onderscheidings en herkenningsteekenen verdwenen zijn.’
Een hele verbetering dus, maar sindsdien zijn de normen nog flink veranderd.
(Lees meer hierover bij generatie 4 Poptie in het pdf-document Generatie 04 t/m 11 Poptie – Paupetit.)