Tagarchief: Bredewold

Het huis op de Lange Mare

Lange Mare 53 001

Lange Mare 53 in Leiden, hoog huis met lichte gevel

De oude Leidse binnenstad telt nog veel panden waarin mijn voorouders ooit woonden. Mijn overgrootvader liet één van de markantste daarvan bouwen op de Lange Mare (nu huisnummer 53, voorheen nummer 25). Het stamt uit 1912 en het staat schuin tegenover de Marekerk. Dit woonhuis valt op door de bijzondere Art Nouveau gevel met geglazuurde stenen.

Overgrootopa Jacobus vd Steen

Jacobus van der Steen

Overgrootvader Jacobus van der Steen (1856 – 1942) is zoon van een timmerman en groeit op aan de Hooglandse Kerkgracht. Hij wordt zelf meubelmaker. In 1885 trouwt Jacobus met Petronella Suzanna Poptie (1858 – 1944). Zij is als meisje opgegroeid in het Heilige Geestweeshuis even verderop aan de overkant. Samen krijgen ze vier volwassen geworden dochters, waaronder mijn oma Maria Catharina van der Steen. Hun enige zoontje overlijdt wanneer het slechts vijf maanden oud is.

Bij wijze van pensioenvoorziening investeert Jacobus in onroerend goed. Hij bezit een pand aan de Rijnsburgersingel (waar later een dochter met haar man gaat wonen), een pand op de Hogewoerd, twee pakhuizen in de Caeciliasteeg direct achter het huis aan de Lange Mare, en een pand op de hoek Papegracht/Langebrug 2. Hierin is zijn winkel en meubelmakerij gevestigd.

20190802_detail glazuurtegels oma's huisIn 1912 wordt het huis aan de Lange Mare opgeleverd en sindsdien prijkt dat jaartal op de gevel. Die gevel is een echte eyecatcher. Meerdere auteurs van architectuurgidsen reppen erover: ‘Hij liet het pand in een late en strakke variant van de Jugendstil optrekken.’ ‘De gevel bestaat uit gebroken-witte geglazuurde stenen afgewisseld door blauwe, turkooizen en roodbruine horizontale banden.’ Die geglazuurde gevel is in ons land vrij zeldzaam.

Na oplevering verhuist het gezin naar de Lange Mare. Deze gracht is een belangrijke winkelstraat en toegangsweg voor mensen van buiten het stadscentrum. Vroeger kwamen ze vanuit het oosten via de Marepoort en ook de boten van de trekvaart naar Haarlem legden in de buurt aan. Op de begane grond heeft Jacobus een toonruimte met biljarten die hij zelf maakt. En hij verkoopt hier kleine meubeltjes, zoals stoven.

Toch wonen ze er maar kort. Want hoe imponerend de gevel ook mag zijn, het pand is zo diep als het breed is. Verdeeld over vier lagen beslaat het slechts 84 vierkante meter. Voor een gezin plus winkelruimte is dit vrij krap. Bovendien moet je er voortdurend trappen lopen en dat vindt overgrootmoeder maar niets. Daarom koopt Jacobus van der Steen een woonhuis op de Apothekersdijk. Hier leven ze met hun dochters op de bovenste etages, terwijl ze de begane grond verhuren.

Vervolgens wordt het pand aan de Lange Mare bewoond ‘door de huurders H. Zwart, sergeant-kok bij de Kweekschool voor Zeevaart en twee ongetrouwde zusters, de dames Rietbergen.’

Maria Catharina van der Steen ca 1950Rond 1919 verhuist hun pasgetrouwde dochter Maria Catharina van der Steen (1894 – 1991) met haar man Johannes Josephus Bredewold naar de Lange Mare. Zij (mijn opa en oma) wonen hier decennialang met hun vijf kinderen. Kort na de oorlog verkrijgt oma dit pand bij de boedelscheiding, samen met de twee pakhuizen in de Caeciliasteeg. Uiteindelijk zullen er vier generaties nakomelingen van Jacobus van der Steen op de Lange Mare wonen.

Persoonlijke herinneringen aan het huis van oma

Het langst van iedereen verblijft oma ‘op de Mare’. In haar tijd zaten de muren vol inbouwkasten en waren de kamers klein. Om de huiskamer te bereiken, liep je door de winkel via een steile trap naar boven. Dan passeerde je mijn opa op een foto aan de wand. Vol ornaat in historisch kostuum zat hij op een paard, klaar voor de 3-oktoberoptocht. Hij liet ook praalwagens meerijden met figuranten, om zo reclame te maken voor zijn zaak.

De woonkamer op de eerste etage heeft een erker en een mooie zwarte schouw. In die ruimte pasten de eettafel met stoelen, een kastje en een paar fauteuils. Overgrootvader maakte als huwelijksgeschenk een compleet ameublement voor elke dochter. Toen oma ouder werd, sliep ze in een opklapbaar bed in de huiskamer. Dan hoefde ze niet verder naar boven te lopen.

In het keukentje naast de woonkamer had oma een theemeubel met mooie kopjes. Een verzameling aardewerk stond op een plank boven het aanrecht uitgestald. Daartegenover waren houten keukenkasten met vitrinedeurtjes. De prachtige Jugendstil-potten ‘Thee’, ‘Suiker’ en ‘Vermicelli’ pronken nu bij mij. Er hing een keramieken koffiemolen aan de muur met glazen opvangbakje. Ah, de geur en het geluid van koffiebonen die worden vermalen …

Daarnaast was het binnenplaatsje met hoge muren en hier bevond zich het toilet. Het was er ’s winters wel steenkoud en er kwam helemaal geen zon. Oma bewaarde haar eten gewoon buiten op het plaatsje. Een koelkast was daar niet nodig. De kinderen werden geboend in de teil of ze bezochten het badhuis in een straat verderop.

Voor de woonkamer is een piepklein portaaltje en daar gaat de trap verder omhoog. Boven bevond zich een slaapkamer en een tweede toilet. (Dat was een grote luxe vroeger.) Aan de straatkant prijkt een piepklein balkonnetje boven de erker. Mijn ooms sliepen nog een etage hoger op zolder. En oma hing daar de was te drogen. 

Lange Mare 53 te Leiden in 2014Tot besluit 

Dit pand op de Lange Mare straalt qua bouwstijl en versiering de smaak uit van mijn overgrootouders. Het is bijna 85 jaar lang in de familie geweest, totdat het in de jaren negentig werd verkocht. Zo’n twintig jaar daarna, in december 2014, ontstond er een werkelijk bizarre samenloop. Want toen werd dit huis door een makelaar aangeboden die gelijktijdig het pand op de Apothekersdijk in de verkoop had. Twee panden van Jacobus van der Steen. 72 jaar na zijn overlijden herenigd op een makelaarswebsite.

Bronnen over het huis Lange Mare 53 (voorheen 25) in Leiden

  • Architectuur & monumentengids Leiden, onder redactie van J. Dröge, E. de Regt en P. Vlaardingerbroek, Primavera Pers Leiden, 1996, ISBN 90-74310-11-7.
  • Krullen, lijnen en zweepslagen. Jugendstil in Leiden, P.A.F. Kotterman, Leids Verleden 3 – Dienst Bouwen en Wonen, Gemeente Leiden.
  • Een bouwtechnische beschrijving staat op Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

U wordt oud dankzij de vrouwen

M.C. van der Steen circa 1950

Als uw moeder extreem lang leeft, heeft u zelf ook kans op een hoge leeftijd. Maar dit is geen garantie. Werden de broers en zussen van uw moeder eveneens ouder dan 90? Dan stijgen uw kansen wel. Of iemand oud wordt, is voor 25% erfelijk bepaald, en voor 75% afhankelijk van leefstijl en omgeving. Dit concludeert een groep wetenschappers van het Leids Universitair Medisch Centrum.

Laten we eens een kansberekening maken op basis van mijn voormoeders. Hun bereikte levensjaren geven een wisselend beeld. Vanaf mijn moeder (nu 85 jaar oud en kerngezond) kunnen we in vrouwelijke lijn nog acht generaties terugkijken.

  • (Grootmoeder) Maria Catharina van de Steen: bijna 97.
  • (Overgrootmoeder) Petronella Susanna Poptie: 85.
  • Jansje Boekooy: 49.
  • Petronella Stouten: 72.
  • Jannetje Fles: 81.
  • Neeltje Riethoven: 67.
  • Ermpje Hendriks van Nimwegen: 50.
  • Neeltje IJsbrands de Vos: waarschijnlijk 60+.

Van Neeltje IJsbrands de Vos is onbekend waar en wanneer zij is geboren en overleden. Wel kunnen we haar traceren tot vlak na haar zestigste verjaardag. Zo komen we tot de volgende conclusie over behaalde leefjaren: vier maal 80+, vier maal 80- en een kanshebster op 80+ (of toch 80-?) Hm.

Verder valt vrij goed na te gaan hoe lang hun broers en zussen hebben geleefd. Maar kunnen we de behaalde jaren in voorgaande eeuwen wel vergelijken met behaalde leeftijden in de twintigste eeuw? Misschien was zeventig in de achttiende eeuw het huidige negentig. En wat doen we met cholera-epidemieën, oorlogen of de hogere kindersterfte? Hoe laten we deze factoren meewegen? Want stel dat een jong gestorven broertje onder hygiënischere omstandigheden was geboren. Dan had ook hij negentig kunnen worden.

Er zijn vragen genoeg, maar de gevonden leeftijden bieden perspectief voor een lang leven.

Zwolse bakker Bredewold werkt in 1828 al machinaal

Wij vinden het nu tamelijk onsmakelijk om eten met onze voeten te bereiden. Maar in de negentiende eeuw moeten bakkers het zware deeg met hun eigen spierkracht kneden. Daarbij gebruiken ze alle vier de ledematen. Ach, de oven doodt toch alle ziektekiemen, zullen ze gedacht hebben.

‘Voor tarwebrood gebeurde dit kneden doorgaans met de hand, voor roggebrood met de voeten. De voeten mochten niet met zeep gewassen worden omdat hierdoor de smaak van het brood beïnvloed kon worden. De voeten werden daarom alleen met warm water gereinigd en vervolgens met roggedeeg ingesmeerd. Tijdens het ‘treden’ van het deeg hield de bakker zich vast aan een boven de kneedbak bevestigd touw of aan een stok.’ (Bron: het Bakkerijmuseum in Hattem.)

Niemand die over de voeten valt. Totdat een fabrikant van machinaal gereedschap een slimme marketingtruc bedenkt. Hij wijst de bakkers fijntjes op het belang van hygiëne voor een goede gezondheid. Dat vindt tenslotte iedereen belangrijk, dus zien de bakkers er wel brood in. Mijn voorvader Hendrikus Bredewold plaatst in 1828 deze advertentie in de Overijsselsche courant:

bakkerstrog Bredewold ZwolleHendrikus is de derde generatie in een bakkersfamilie. De Bredewolden wonen en werken al zeker sinds 1759 in de Zwolse Voorstraat nabij de Melkmarktsteeg. Nadat Hendrikus’ vader Bernardus in 1811 overlijdt, zet eerst moeder Geertruida Jorink de zaak als weduwe nog zelfstandig voort. Haar vader was ook winkelier. Vermoedelijk was ze daarom van jongs af aan gewend om met klanten om te gaan.

Op 19 december 1845 prijst Hendrikus zijn koopwaar aan in een regionale krant. ‘Nieuwe Saucise de Boulonge, à 50 Ct. De 5 Onc, Bij H. Bredewold.’  Wanneer hij in 1866 overlijdt, neemt zijn enige zoon Bernardus Johannes Carolus de bakkerij in de Voorstraat over. Die breidt het assortiment uit met ‘koloniale waren’. Denk aan koffie, thee, cacao en dergelijke. De zaak blijft minimaal 120 jaar in de familie, tot ook Bernardus in 1878 overlijdt.

Wilt u meer weten over het werk in een traditionele bakkerij? Lees dan verder op de zeer informatieve website van het Bakkerijmuseum.

De laatste eer heeft een prijskaartje

Weinig mensen denken graag na over hun dood en uitvaart. Van oudsher had de kerk een belangrijke rol bij een afscheid en lagen de rituelen vast. Tegenwoordig geeft een uitvaart vaker de persoonlijkheid van de overledene weer. Er wordt muziek gedraaid van Metallica of van Bach. Men kan kiezen tussen een crematie of een graf. En desgewenst wordt de overledene per fiets in een rieten mand naar een natuurbegraafplaats gebracht. Slechts een aspect bleef onveranderd: overlijden is een dure aangelegenheid.

In Vroege contacten Van Veen en Bredewold schreef ik over Helena Lugtel, die getrouwd was met Willem Dieben. Haar zus Josina Lugtel verliest haar echtgenoot Hendrik Thijssen in 1775. Deze man was eigenaar van twee blekerijen (wasserijen) buiten de Koepoort in Leiden. Hij laat zoon Lambert uit een eerder huwelijk na, plus zijn weduwe Josina en hun zoon Willebrordus.

Nu moet de boedel worden verdeeld. Daarom stelt notaris Kleijnenbergh in 1776 een staat van bezittingen en schulden op (akte 31). Zo wordt duidelijk welk bedrag de middenklasse aan een uitvaart besteedde. Een eervol afscheid vond men zeer belangrijk en dat mocht wat kosten.

Vroeger moesten de naasten hun buren erbij roepen wanneer het stervensuur aanbrak. Die konden dan getuigen van een natuurlijke dood. Vervolgens hielpen de buren met praktische zaken. Afhankelijk van het geslacht van de overledene legde een buurman of –vrouw het lijk af. Ook droegen de twee naaste buren de kist uit het sterfhuis, waar de overledene verplicht lag opgebaard. Volgens een stadskeur mocht men bij die handeling geen sterke drank nuttigen …

Het echtpaar was katholiek en voor Hendrik wordt een kerkdienst gehouden. De diensten van de kerk vormen met ƒ 48 de grootste kostenpost. Ook de ‘med. Doctor’ en de ‘apothecar’ sturen hun facturen, dus is Hendrik vermoedelijk in het ziekbed gestorven. De overledene krijgt nieuwe kleding en schoenen aan en wordt in een dure eikenhouten kist opgebaard.

Bij de begrafenis drinken de gasten ter versterking bier, jenever en brandewijn. Ze nuttigen daarbij koekjes, brood en kaas; zo valt uit de rekeningen op te maken. En de mannen krijgen tabak om een pijpje te roken. Wanneer alles achter de rug is, zijn de erfgenamen ƒ 167 armer. Ter vergelijking: voor die som moest een ambachtsman maar liefst dertig weken arbeiden.

Schulden en lasten des boedels
Ende eerst de doodschulden en begrafenis kosten

  • Betaald aan de briefjes van ’t gemeenelands regt op het begraven X ƒ 13,-
  • Aan de dienaars ter begrafenisfe voor desselver adsistentien betaald ƒ 15.8
  • Aan kerkdiensten &e betaald ƒ 48.18
  • Aan bier op de begrafenis gebruijkt met den exsijns x betaald ƒ 8.16
  • Aan de wede Gijsbert Waller en zoon over leverantie van tabak en peijpen ƒ 1.13
  • Aan koekjes en brood op de begrafenis geconsumeert ƒ 6.14
  • Aan Jan Gerson over leverantie van kaas als mede over huer van kannen en glasen
    betaald ƒ 13.8
  • Aan jenever en brandewijn betaald ƒ 1.9
  • Nicolaas Goijen apothecar komt over geleverde medicamenten ƒ 7.2.8
  • Joseph Lennars Mr. timmerman komt voor het maken van 1 ½ duijm eijke doodkist met de schroeven en platen ƒ 21.15
  • Anthony Jacobs komt over leverantie van Calemonk en cits ƒ 11.15
  • De heer Johannes Andreas Wilmers med. Doctor komt over gedane visites ƒ -.12
  • Aan de Dragers van ’t lijk vereert ƒ 2.10
  • Paulus van Hoorn komt over leverantie van een rouwparuijk ƒ 6.-
  • Pieter van Bremenbergh Mr. schoenmaker komt over leverantie van schoenen &a ƒ 5.14
  • Voor ’t aannemen der voogdije ter weeskamer en exped. aan de kamer­bewaarder
    betaald ƒ 2.11.8
  • Somma van de doodschulden en begrafeniskosten bedragen ƒ167.6.-.

Bron gebruiken: Buurthouden. De geschiedenis van burengebruiken en buurtorganisaties in Leiden (14e – 19e eeuw), Kees Walle, Uitgeverij Ginkgo, Leiden, 2005.

Bron afbeelding: Erfgoed Leiden en Omstreken, aquarel J.E. Kikkert, eind 19de eeuw, zicht op de achtergevels en velden van een blekerij aan de Hoge Rijndijk/hoek Zoeterwoudse Singel, signatuur .

Opa als watergeus tijdens Leidens Ontzet

watergeuzen 3 oktober

Opa Bredewold is de tweede persoon rechts.

Johannes Josephus Bredewold (1889 – 1951) is de vader van mijn moeder. Deze opa heb ik nooit gekend, want hij was al voor mijn geboorte overleden. Tijdens Leidens Ontzet deed hij als figurant mee aan de grote optocht. Er is een portret waarop hij in vol ornaat gekleed zit op een paard. Als kind vond ik die foto zeer fascinerend. Hij hing aan de muur bij de trap naar de woonkamer van oma, in het huis aan de Lange Mare.

Opa Bredewold had een winkel en als ondernemer maakte hij tijdens optochten reclame. Zoals nu nog gebruikelijk is. Hij heeft ook eens een praalwagen gefinancierd. Verder staat hij als geus verkleed op een schuit vol feestvierders. Bij mijn weten is die foto eveneens genomen op 3 oktober. Vermoedelijk werd de bevrijding door de watergeuzen toen nagespeeld.

Van nog eerder stamt een foto uit zijn militaire-diensttijd rond 1918. Hij poseert samen met andere soldaten in uniform voor het hek bij de Leidse burcht. Op al deze foto’s zie je een lange, slanke, vrij serieus ogende man. Al kon hij een behoorlijke grappenmaker zijn.

Met zijn deelname aan het 3-oktoberfeest presenteert hij zich als een rasechte Leidenaar. Maar feitelijk komen zijn voorvaderen en een deel van zijn moeders familie uit het oosten. Een ander deel van de vrouwelijke lijn bevat echter wel typisch Leidse geslachten. Zij vertrokken eeuwen geleden uit Noord-Frankrijk en werkten van generatie op generatie in de Leidse lakenindustrie.

Vroege contacten Van Veen en Bredewold

Wanneer mijn ouders eind jaren vijftig trouwen, komen de families Van Veen en Bredewold samen. De ene familie woont op het platteland, de andere in de stad. Zij zijn verschillend, maar delen wel hetzelfde geloof. In de jaren vijftig trekken katholieken met katholieken op. Protestantse kinderen gaan naar hun eigen dansschool. Niemand op het trouwfeest van mijn ouders beseft dat de families al twee eeuwen verwant zijn aan elkaar.

Dat zit zo. De oma van mijn opa Leonardus van Veen heet Hendrina Dieben. Zij was de vrouw van Anthonie van Veen. Haar opa en oma zijn Willem Dieben en Helena Lugtel. De ouders van Helena heten Gerrit Lugtel en Pieternella Baten.

Gerrit Lugtel is de eerste man van Pieternella Baten. Als weduwe neemt zij waarschijnlijk de bedrijfsleiding van zijn blekerij aan de Maredijk ‘onder Leiden’ over. Een bleker wast onder meer lakens en laat die op grasvelden in de zon drogen. Daarna trouwt Pieternella in 1745 met de circa vijftien jaar jongere Godefridus Smits, misschien een werknemer. Ze overlijdt binnen een half jaar.

Aan de Bredewold-kant komen we bij Godefridus Smits via mijn overgrootouders Hendrikus J.A. Bredewold en Theresia W. Reinke. Haar moeder is Maria Theresia Huybers. En Maria’s moeder heet Wilhelmina Berendonk. Wilhelmina is de dochter van Catharina Smits en Catharina is, jawel, de dochter van Godefruin/Godefridus Smits.

Kijken we naar de huwelijken, dan zien we hoezeer blekersfamilies in Leiden zijn verstrengeld. Zij komen uit het zuiden (Limburg en over de grens in Duitsland). De meesten wonen bij de bleekvelden net buiten de stad én ze zijn katholiek. Bovendien trouwen twee zusjes Lugtel met twee broers Kuijper. Kortom, het is een hecht gezelschap.

Nog altijd zit er trouwens een wasserij Dieben op de Zoeterwoudsesingel in Leiden, vlak bij waar de Koepoort stond.

Het begin

Pieternella Susanna Poptie

Pieternella Suzanna Poptie

Jaren geleden vertelde mijn oma over een van haar voorvaders. Een zekere Poptie trok met handelswaar van Leiden naar Den Haag. Daarna werd er niets meer van hem vernomen. Wat er gebeurd was, bleef een grote vraag.

In 1995 ging ik zelf op reis. Naar Polynesië, een paradijselijk eilandenrijk in de Stille-Zuidzee. Het werd een maandenlange vakantie. Ik was benieuwd naar het leven van de plaatselijke bevolking.
En voorouderverering is daar van belang. Op diverse eilanden begraaft men overleden familieleden gewoon in de voortuin. Zodat opa en oma altijd in de buurt zijn.

Mijn eigen opa’s en oma’s waren inmiddels overleden. Door die reis werd ik steeds nieuwsgieriger naar mijn eigen verleden. Wie waren mijn voorouders aan vaders- en moederskant? Ik bezocht eerst maar eens het Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag. Met aantekeningen van feiten en raadsels waar mijn vader en moeder over hadden verteld.

Daar in de studiezaal gebeurde wat menig genealoog zal herkennen. Ik stuitte op een goudader. Als een kind in een snoepwinkel zocht ik verder en vond het ene na het andere verhaal. Zes jaar later was ik honderden voorouders rijker.

Over mijn uitgebreide genealogische onderzoek heb ik eerder al gepubliceerd (zie pagina Publicaties). Op deze website wil ik de boeiende verhalen naar voren halen. Belevenissen van voorouders publiceer ik in blogs op deze website.  Ter referentie voeg ik per familietak een namenindex toe. De eerste documenten over de familie Van Veen staan hierboven.

Wilt u dit familiespoor ook volgen en nieuwe berichten via e-mail ontvangen? Dat kan via het icoontje ‘volg’ hier rechts boven.