Categorie archief: Boekooy

De 50 naamvarianten van Jannetje Boekooy

Het is een bekend fenomeen voor mensen met buitenlandse voorouders: namen worden vernederlandst of verbasterd. Dit gaat zeker op voor de familie van mijn betovergrootmoeder Jannetje Boekooy. Haar naam was oorspronkelijk Frans. In de bijna vier eeuwen dat haar familie in Nederland woont, ontstonden er tientallen varianten. Een deel van die verschillende spelwijzen is sindsdien weer verdwenen. En toch, je zal maar ICT’er zijn, en een programmacode moeten schrijven die al hun namen bijeen brengt.

Jannetje is een nakomelinge van immigranten uit Bondues, een plaatsje in noordoost Frankrijk. Vanaf 1580 kwamen duizenden streekgenoten naar Leiden toe. Haar voorouders volgden een paar decennia later. Hier was werk genoeg voor vakbekwame lieden met specialistische kennis in de lakenindustrie. Ze vonden vaak onderdak bij elkaar in dezelfde wijken. En in hun nieuwe woonplaats konden ze in de Waalse kerk Frans blijven praten.

Verwanten van de oudste generatie in Jannetje’s familielijn duiken in 1647 voor het eerst op in Leiden. De waarschijnlijke stamouders zijn Jean du Bucquoy en Maria Pollet. Zij vormen met hun gezin de twaalfde generatie. Dit zijn de spellingvarianten die we bij hen in diverse registers tegenkomen:

Du Bucquoy, De Bucquoy, De Buquoy, Des Buquoy, Des Bucquoy, De Bucqoy, Bukoo, Bueco, Buicooy, Du Bucqueroy, Du Buckoy, Bekoey

Walran de Bucquoy en Peironne Derveau vormen generatie elf. Bij hen zien we de eerste vier spelwijzen terug in de boeken van de Waalse kerk. Er ontstaan in hun gezin ook nieuwe varianten:

Bucquoy, Desbucquoy, De Bucqoui, Buquoy, Du Becquoy, De Buckooy

Gerard du Bucquoy en Elisabeth Genotte vormen de tiende generatie. Wederom komen de vroegste spelwijzen tevoorschijn, evenals nieuwe varianten:

De Bukoij, Du Bequoij, De Bokkoij, Bukoy, Buckuoy

Warnaers (Walran) de Bucquoy en Maria van Diest zijn het echtpaar van generatie negen. Ook bij hun registraties zien we de eerste varianten van generatie twaalf. En er komt nog meer variatie in hun naam:

De Bucoij, De Bucooy, Bucquoij, De Buckoy, De Boukooy

Dan volgen Jacobus Bucquoy en Rachel Teijn, de achtste generatie. Nog zien we De Bucquoy van generatie 12 staan, plus een aantal varianten waar al wat Nederlands doorheen sijpelt:

De Buckoij, Bekooy, Buquooi, Boekooy, Bekooij, Bukooy, Bukkooy, Bucuooij, Bucquooy

We gaan verder met Warnaard Boekooy en Hendrijntje Nikasie (ook wel genaamd: Dina Lakasie). Dit echtpaar trouwt in 1751 en vormt de zevende generatie. Nu noteren klerken, naast eerder genoemde versies, fonetisch een paar vreemde woorden:

Pikooy, Boukooij

Jacobus Boekooy en Geertrui Klippe vormen de zesde generatie. Uit hun monden klinkt de familienaam al behoorlijk Leids. Wellicht is hun uitspraak door stadsgenoten beïnvloed. Dit zijn hun varianten:

Bekooi, Boekooij, Boekkoij, Boekkoy, Bukkoy, Boekkooy, Boucquooij

Tot besluit de ouders van Jannetje: Anthony Boekooy en Petronella Stouten, de vijfde generatie. Na alles wat hierboven al staat, weten ze toch nog wat anders te bedenken:

Boekooy, Boukooy, Boekooi, Boekkooi, Boekkooij

Bucquoy is een plaatsje circa dertig kilometer ten zuiden van Arras. Ik vermoed dat de familie daar oorspronkelijk vandaan komt en dat dit de enige juiste spelwijze is. In Frankrijk, althans. Mijn oma schreef de familienaam toch mooi anders.

Een blok aan het been van Joannes Nicasius

Gillis Nicasius* en Joanna van der Velde zouden anno 2021 vast als ‘kwetsbaar’ te boek staan. Ga maar na. Dit echtpaar is laaggeletterd, behoort tot een piepkleine religieuze minderheid, ontbeert een groot netwerk, heeft geen vast inkomen, en is onvermogend. In de winter van 1738/39 zijn ze zelfs afhankelijk van het katholieke armenbestuur voor brandstof en voedsel. Nu zegt dit weinig over hun normen en waarden. Het was toen in Leiden een economisch zware periode. Maar hun puberende zoon Joannes was toch wel een probleemgeval.

Zoon Joannes Nicasius wordt op 3 december 1721 gedoopt in de De Zon. Dit is een katholieke schuilkerk van de Franse Karmelieten in Leiden. Hij groeit op in een gezin met minimaal zeven kinderen, waarvan er enkele jong overlijden. Alles lijkt goed te gaan, tot Joannes op 3 januari 1736 (of 1737) moet verschijnen voor de Schepenen van de stad Leiden. Op dat moment zit hij gevangen in het Gravensteen.

Het is niet eens de eerste keer dat hij in aanraking komt met justitie. Want, zo vragen de Heren: ‘Of hij enige tijd geleden om zijn quaad gedrag en ongehoorsaamheit in zijn ouders huis omtrent vier weken met een blok aan ’t been niet heeft gezeten?’ Tja, dat moet hij wel bevestigen. Het blok bestond uit een zwaar en massief stuk hout dat met een ijzeren ketting en beugel aan zijn been was vastgemaakt. Een gestrafte kon er moeilijk mee uit de voeten en het was meteen voor iedereen zichtbaar dat hij wat op zijn kerfstok had.

Bij kleine overtredingen konden ouders van een jonge delinquent kiezen tussen een geldboete betalen of zelf hun kind straffen. Geld hebben Gillis en Joanna nauwelijks, dus is de keuze snel gemaakt. Toch is het blok aan het been van hun zoon ook voor hen een financiële strop, want Joannes draagt als (wol)spoeler bij aan het gezinsinkomen. De sfeer in huis is er vast niet beter op geworden. En het gaat van kwaad tot erger.

Terwijl zijn ouders nietsvermoedend liggen te slapen in hun huisje op de Uiterstegracht, gaat Joannes nachtenlang met een fout vriendje op pad. Prompt wordt hij samen met Leendert Pieterman betrapt bij de bakker in de Groenesteeg op de hoek van de Middelstegracht. Uit een lade van de hoekbank is ongeveer vijf gulden gestolen. En vijf gulden was een weekloon voor een gewone arbeider. Daar moest een heel gezin van rondkomen. De buit wordt onderling verdeeld en Joannes krijgt tien stuivers; ofwel vijftig cent. Op basis van deze verdeling mogen we aannemen dat Leendert de leiding heeft van het stel.

Dit keer krijgt Joannes een ongenadig pak rammel. Een dienaar van justitie geselt hem met de roede en hij mag blij zijn dat die straf binnenskamers wordt uitgevoerd. Mogelijk hebben zijn ouders hiervoor gepleit. Zo blijft hen tenminste nog enigszins de publieke schande bespaard.

Je vraagt je af wat er van die jongen terecht moet komen, want de buurtbewoners zijn vast op de hoogte. Daarom is de laatste vermelding over Joannes Nicasius veelzeggend. Hij prijkt met zijn ouders, drie zusjes en een jonger broertje op de lijst van het katholieke armenbestuur. In de winter van 1738/39 kan het gezin namelijk niet meer rondkomen en ontvangt het voor het eerst alimentatie. Rond die tijd krijgen circa 400 katholieke armen in Leiden ondersteuning, bestaande uit kleding, brood of turf.

Vijf woorden achter Joannes’ naam op die lijst vertellen voorlopig de rest van zijn levensverhaal: ‘in 1742 naar Oost Indië’.

(* De naam Nicasius wordt op allerlei manieren gespeld en verbasterd. Bijvoorbeeld: Nicasius, Nicaese, Nicasi, Lekkasie, La Kase, La Case, Lakaase, en Lakazie.
Gillis Nicasius en Joanna van der Velde zijn mijn voorouders in de Boekooy-familietak.)