Tagarchief: Warmond

Twee veldwachters: Hartveld en Van den Nieuwendijk

Was hun ontmoeting toeval, of speelde het beroep van hun vaders een rol? Mijn betovergrootouders Hendrikus Hartveld en Cornelia van den Nieuwendijk trouwen in 1852. Hun vaders zijn dan al overleden. Vader Cornelis Hartveld is 44 jaar oud wanneer hij in Warmond overlijdt. En vader Aart van den Nieuwendijk overlijdt op zijn 41ste verjaardag in het aangrenzende Voorhout. Ze waren beiden veldwachter, elk in hun eigen woonplaats.

Cornelis Hartveld had een aanstelling in Warmond van 1821 tot aan zijn dood in 1824. Aart van den Nieuwendijk begon een paar jaar later. Hij was in Voorhout veldwachter van 1828 tot zijn dood in 1834. Of beide mannen tijdens hun soms riskante werk kwamen te overlijden, is mij niet bekend. Maar jong waren ze wel.

Tot de Franse tijd (1795-1813) bepalen dorpen en steden hun eigen regels voor zaken van orde en veiligheid. Pas in 1810 worden de eerste veldwachters aangesteld. Ons land maakt dan een economisch moeilijke periode door. Op het platteland kampt de bevolking met stropers, bedelaars, dieven en landloperij.

Waarschijnlijk hebben ook Cornelis en Aart moeite om de kost te verdienen. Veldwachters genieten weinig aanzien en worden slecht betaald. Maar dankzij dit werk hebben ze tenminste een regelmatig (aanvullend) inkomen.

De aanstelling van Cornelis Hartveld wordt op 14 juni 1821 aangekondigd in de vergadering van de schout en gemeenteraad van Warmond. Het is een gevalletje ‘de een zijn dood is de ander zijn brood’, want hij krijgt de aanstelling na het overlijden van Matthijs van Noort. Deze Matthijs was eveneens turftonner en ook dat baantje neemt Cornelis over. Een turftonner mat turf (brandstof) in tonnen van een bepaalde maat af bij het lossen van turfschepen.

Tijdens de vergadering belooft Cornelis ‘met Eede aan handen van de schout’ dat hij de instructie voor veldwachters zal opvolgen. Die instructie bevat achttien artikelen. Zo moet hij zich dagelijks bij de schout melden om te horen of die specifieke opdrachten voor hem heeft. Verder moet hij opletten of tijdens kerkdiensten ‘geene winkeliers hunnen waren met opene deuren verkoopen’. Of erger nog: dat herbergen open zijn en sterke drank schenken, of mensen buiten balspelletjes doen.

Rondreizende liedjeszangers en ander vreemd zwervend volk moet uit de gemeente worden geweerd. Ook moet Cornelis zeer nauwkeurig toezien dat er geen stroperij plaats vindt. Uiteraard moet een veldwachter de regels, keuren en ordonnanties uit zijn hoofd leren. En wanneer er een gevangene is, moet de veldwachter deze persoon behoorlijk voorzien van voedsel en stro om op te slapen. Hij moest gevangenen trouwens ook ontwapenen.

Cornelis en Aart droegen als veldwachters een uniform. Hun uitrusting bestond verder uit een bus (jachtgeweer) en een sabel. Die wapens hadden ze nodig, want ze kregen te maken met stelend volk, agressievelingen en dronken mensen. Soms liepen ze zelf gevaar.

In september 1822 duikt Cornelis Hartveld weer op wanneer hij voor een proces verbaal een verklaring aflegt. Er is namelijk iemand die de christelijke zondagsrust niet heiligt. Mozes Cohen, woonachtig in Warmond, heeft op die dag een ‘runderbeest’ geslacht. De schout heeft echter vooraf permissie geweigerd. Tja. Dit geeft een inkijkje in het leven van een veldwachter in een plattelandsgemeente.

Cornelis Hartveld en Aart van den Nieuwendijk werkten kort na elkaar als veldwachter in aangrenzende dorpen. Mogelijk kenden beide mannen elkaar en brachten zij indirect mijn betovergrootouders samen. Maar het blijft gissen.

Zie voor meer gegevens over deze voorouders: het boek Kortekaas, generatie 05 Hartveld en generatie 05 Van den Nieuwendijk.

(Bron afbeelding: Erfgoed Leiden en Omstreken, maker is Jan Elias Kikkert, gezicht op Warmond, achterzijde van de Leede, eind 19e eeuw, signatuur PV23015 az.)

‘Toverheks, betover me nu’

Onlangs troffen akkerbouwers in Maasbommel spijkers aan in hun maïsstengels. Gelukkig werden die tijdig ontdekt. Als de maïs door de hakselaar gaat, wordt het metaal versnipperd en eten koeien het op. Die gaan eraan dood. Je vraagt je af waarom iemand zoiets doet. Op oude schilderijen lijkt het platteland van vroeger een idyllische plek. Toch moest je er geen ruzie krijgen. Rond 1840 werd weduwe Pieternella Berendonk geterroriseerd in pittoresk Warmond. Soms wist zij evenmin wie de daders waren geweest.

Pieternella is de tweede dochter van mijn voorouders Jan Willemse Berendonk en Catharina Godefruin Smits. Op 10 november 1769 werd ze in Sassenheim gedoopt. Ze trouwt op 28 april 1793 in de ‘hoge en vrije heerlijkheid Warmond’ met Leendert van Noort. Het is dan in Holland een woelige tijd. Er is een revolutie gaande; de patriotten en orangisten bevechten elkaar. Twee jaar later, op 19 januari 1795, wordt de Bataafse Republiek uitgeroepen.

In april van dat jaar legt Pieternella een belastende verklaring af over Cornelis van der Werff. De aangeklaagde heeft met een oranje lintje rondgelopen, wat verboden is. Cornelis zou hebben gezegd: ‘het zel nou wel veranderen, heb je de scheepen niet door de Leede zien vaaren met Oranje Vlaggen? Waar op depe. [Pieternella] antwoorde, dat ik wel wat anders te doen had dan na de scheepen te zien, waarop hij van der Werf mij weederom zeide: dat het wel waar was, want dat de Dominé en Harmen de Mof, het ook gezien hadden, waar op depe. weeder antwoordde: dat het mij niet scheelen konde wie het Land regeerde, als ’t maar wel geregeerd wierd, en waarop hij in ’t heengaan weeder antwoorde dat het hem wel scheelen konde, dat het wel vrijheid, gelijkheid en broederschap was, maar om de donder niet goed koop was.’

Mogelijk heeft dit kwaad bloed gezet. En met het vroegtijdig overlijden van haar man en verlies van inkomsten valt haar bescherming weg. Het pesten kan beginnen. Tussen 1818 en 1844 bespotten en sarren buurtge­no­ten Pieternella herhaaldelijk. Eerst ontstaat er ruzie over een geleend, maar niet teruggegeven flesje Haarlemmerolie. Dit wordt uitgevochten voor het dorpsbestuur. Vervolgens is er een kwestie waarbij Pieternella ‘voor kerk- en armendief, afzetster en toverheks’ wordt uitgeschol­den.

In juli 1842 stapt Pieternella, 73 jaar oud, naar de burgemeester van Warmond. Vermoedelijk is ze dan tamelijk arm. Zij verklaart dat achter haar woning ‘staande aan de Buurstraat, tegenover de Lokhorstlaan in het Westeinde van Warmond gelegen – tuin, welke strekt tot aan de Lede, uit den grond gehaald en gestolen zijn eenige aardappelen, welke aldaar geplant stonden en naar gisfing eene hoeveelheid van drie mudden bevatten, hebbende men waarschijnlijk om de grootste te vinden, den geheelen beplantte hoek doorgeloopen. Zijnde zij niet in staat eenige bijzonderheden of vermoeden omtrent het vorenstaande op te geven.’

Bovendien valt in oktober 1844 een winkelier haar aan vanwege achterstallige betaling van circa 25 cent. Pieternella verklaart voor de burgemeester van Warmond dat: ‘is komen inloopen de vrouw van den winkelier Pieter Schuin, […], welke vrouw Schuin haar declarante [Pieternella] toesprak met de woorden “bliksemslag: wanneer betaal je me” (bedoe­lende daarmede de voldoening van een schuld van iets meer of min dan vijf en twintig cents), dat zij declarante daarop te kennen gaf dat zij op het oogenblik geen geld had en vrouw Schuin toen haar man is gaan halen welke Pieter Schuin binnen gekomen zijnde, haar declarante drie slagen op het hoofd heeft gegeven, en den strooijen hoed welke zij op het hoofd had heeft afgenomen die eerst op zijn hoofd gezet en gezegd “toverheks, betover me nu” en vervolgens die hoed in zijn tuin langs den Kerkdam, ten spot der kerkgangers in de boonstaken heeft opgehangen, hebbende zij dezelve tot heden niet terug bekomen.’

Mogelijk vertrekt ze om die reden naar Oegstgeest. Daar woont haar zoon. Vier jaar later overlijdt Pieternella Berendonk in die plaats op 82-jarige leeftijd. Ze was toen al ruim dertig jaar weduwe.

Nee, het leven op het platteland gaat niet over rozen.

PS: Lees het hele verhaal over het geslacht Berendonk bij de familietak Bredewold.