Belastingpachter in 1595

Gerrit Jorisz Focker, een oudere broer van mijn voormoeder Grietgen, oefent een verdwenen beroep uit. Hij is rond 1569 geboren in Leiden en wordt eerst schoenmaker. Maar met het pachten van belastingen kan hij beter verdienen. Zijn vader Joris en broer Anthonis gaan hem daarin voor. Stadsbesturen en de Staten van Holland en West-Friesland laten in die tijd het innen van belastingen over aan particulieren. Burgers bieden op het recht dat te mogen doen. Bijvoorbeeld de impost of accijns op het bier in Zoeterwoude in het jaar 1595. Ze betalen daarvoor een flinke som in de hoop winst te behalen. En dat lukt best aardig. Veel pachters vragen meer belasting van mensen, dan zij eigenlijk mogen doen. Daarom waren er regelmatig volksoproeren.

Gerrit is zo’n pachter die in 1599 zelf zijn belas­tingtarief bepaalt op het slachten in Leiderdorp. Hij spreekt dan met Govert Gerritszn, huidenkoper, een bedrag van 32 stuivers per beest af. Vijftien jaar later is Gerrit pachter van ‘het bestiaal’ in Oegstgeest. Eerst moet men bepalen hoeveel impost ‘Machtelt ende Annetge Pieterdochters’ moeten betalen over het ‘te doen slachten zeecker vercken’. Daartoe stellen twee buren in opdracht van Gerrit vast wat het dier waard is. Door een inschattingsfout ontstaat er geharrewar over een verschil van ƒ 1,50. En dat heeft gevolgen voor de impost. Dit is bekend, omdat een notaris alles schriftelijk vastlegt.

Het vlees van slachtvee wordt gezouten en in tonnen gelegd. Zout is een belangrijk conserveringsmiddel, dus heft men ook daar apart belasting op. Dit is vergelijkbaar met de BTW nu. Periodiek int men voor ‘het Gemene Land’ eveneens geld op vermogen, zoals de 200ste penning.

De soorten impost zeggen veel over de goederen van toen. Zoals: turf, kaarsvet, bier, zout, paarden, slachtvee, en zeep. Turf was brandstof voor verwarming en om op te koken. Kaarsvet was een bron van licht. En het bier met een laag alcoholpercentage gold als volksdrank, want weinig stedelingen hadden schoon drinkwater. Verder werd steeds apart geld geïnd voor het onderhoud van dijken, de bemaling van nieuw ontgonnen gebieden, het graven van kanalen of de uitbreiding van de stad. Boetes kon je trouwens voldoen in aantallen bakstenen voor de stadsmuur.

Zelfs het innen van boetes in Leiden en het ‘quartier van Rijnlant’ wordt verpacht. Daarbij is het handig dat Gerrit als ‘Adelborst Musquettiers’ met een wapen overweg kan. Wanneer in 1598 een turfschipper dwarsligt, laat hij diens schip aan de ketting leggen om hem tot betaling te dwingen. En als hij het niet alleen afkan, haalt Gerrit er een deurwaarder en de schout bij. Zo ook in januari 1614, wanneer iemand beweert weinig bier in huis te hebben. De heren forceren ter controle ‘de kelder deur gemeerct mitte Roos’. Daarachter treffen ze een grotere hoeveelheid heerlijk vers gerstenat aan en laten zich dat ter plekke goed smaken.

Tja, de mannelijke Fockers waren onversaagd en allen schutter. Ik weet niet of Gerrit op een agressieve belastingontduiker is gestuit. Wel ontbiedt hij rond zijn 45ste ‘s avonds om 23.00 uur een notaris, die zijn testament opstelt. Gerrit ligt dan ziek op bed. Kennelijk is hij toch bij zijn leest gebleven, want twee schoenmakers zijn daarbij present. Waaronder Lambrecht Thomasz van Swieten, zijn vriend voor het leven. Gerrit sterft een maand later.

(Bron afbeelding: Erfgoed Leiden en Omstreken, aquarel van J.E. Kikkert, eind 19de eeuw, g

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.